In aanwezigheid van een groot aantal genodigden werd 17 maart 2004 in de Nederlands Hervormde kerk van het Friese dorp Wijckel de driehonderdste sterfdag van Menno baron van Coehoorn (1641-1704) herdacht.
De herdenking was georganiseerd door onze stichting, in samenwerking met het Instituut voor Militaire Geschiedenis en de Stichting Praalgraf Menno baron van Coehoorn. Het hoogtepunt van de bijeenkomst, die muzikaal omlijst werd door de Johan Willem Frisokapel, was de aanbieding van het eerste exemplaar van de biografie van Menno van Coehoorn aan de burgemeester van Gaasterlân-Sleat, de gemeente waartoe Wijckel behoort.
De locatie van de herdenking was gekozen omdat de stoffelijke resten van Menno van Coehoorn in een praalgraf in deze kerk rusten.
Onze voorzitter, de heer E.N. Westerhuis, sprak een woord van welkom voor wat hij “geen sombere herdenking maar een dankbaar gedenken” noemde en ging vervolgens kort in op de vestingbouwer Menno van Coehoorn als inspiratiebron. Diens uit 1685 daterende traktaat Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont is hierbij onmisbaar, want daarin is hij uitvoerig ingegaan op het ‘waarom’ in de vestingbouw. Hoewel Coehoorn een meester was in het beredeneren van zijn oplossingen, kunnen wij zijn gedachtegang met moeite volgen. Dit komt niet alleen door de taal die vier eeuwen geleden heel anders was dan het Nederlands van nu. Ook de belegeringstechnieken en -tactieken, de wijze waarop destijds gevochten werd alsmede de wapens en de verdere hulpmiddelen, verschilden aanzienlijk met wat thans gangbaar is. Bovendien zagen de vestingwerken er toen geheel anders uit dan hun hedendaagse resten, waar meidoornhagen, palissaden en met schanskorven opgebouwde borstweringen ontbreken.
De kennis en het inzicht in die aspecten van de vestingbouw en de vestingoorlog moet men zich eigen maken om Coehoorns theorie te kunnen begrijpen. Men komt dan tot het inzicht dat er als het ware eindeloos nog meer ‘waarom-vragen’ kunnen worden gesteld, teveel om in een mensenleven te verwerken. Daarom is het noodzakelijk de bevindingen van deze studies vast te leggen, opdat latere generaties niet steeds weer hetzelfde moeten onderzoeken. Zo wordt binnen de stichting gewerkt aan de bewerking van het traktaat tot een voor iedereen leesbare begrijpelijke versie. En het is om dezelfde reden goed dat er vandaag een nieuwe biografie verschijnt.
Aansluitend legden de erevoorzitter van onze stichting, de heer ing. A.van Sluiters, en de heer Westerhuis een lauwerkrans bij de graftombe.
Vervolgens schetste de voorzitter van de Stichting Praalgraf Menno baron van Coehoorn, jhr.mr. E.L. van Sminia, hoezeer de kinderen van Coehoorn trots waren op hun vader, voor wie zij een praalgraf lieten oprichten. Het monument – dat in 1983 op de rijksmonumentenlijst is geplaatst – verkeert helaas sedert decennia in een zodanig slechte staat dat snelle actie geboden is. Deze bleef echter uit, totdat mevrouw E.A.M. Scheltema – Vriesendorp in 2002 het initiatief nam om een stichting op te richten die het herstel van het praalgraf als doel heeft. Dat geeft hoop op de restauratie, aldus de heer Van Sminia, zodat de graftombe bij de herdenking van de vierhonderdste sterfdag van Coehoorn weer in volle glorie zal prijken.
Voorzitter Westerhuis deelde daarop mede, dat onze stichting graag de eerste sponsor voor de restauratie van het monument wil zijn, en zegde een bijdrage van € 5000 toe.
Na een muzikaal intermezzo, verzorgd door een kamermuziekensemble van de Johan Willem Frisokapel, was het woord aan drs. J.P.C.M. van Hoof, auteur van de door het Instituut voor Militaire Geschiedenis in samenwerking met de stichting Matrijs uitgegeven biografie van Menno van Coehoorn.
De heer Van Hoof wees erop dat de loopbaan van Coehoorn nagenoeg samenviel met de tweede helft van de zeventiende eeuw, toen de Republiek haar vooraanstaande positie in Europa moest verdedigen tegen het machtsstreven van de Franse koning Lodewijk XIV. Hij vocht in de oorlogen met Frankrijk, aanvankelijk als infanterist en later als vestingbouwer, als belegerde en belegeraar. Die ervaringen brachten hem ertoe, zijn opvattingen over de inrichting, verdediging en belegering van vestingen op schrift te stellen. Dat culmineerde in een eigen bouwconcept, dat een volwaardig alternatief bood voor zowel het inmiddels achterhaalde oud-Nederlandse stelsel als voor de Franse vestingbouwmethode.
Tijdens de Negenjarige oorlog (1688-1697) maakte Coehoorn furore met een opmerkelijke, zeer effectieve belegeringstactiek, die de voorwaarden schiep om in betrekkelijk korte tijd een bestorming uit te voeren. Deze aanpak vormde een tegenstelling tot de methode van Vauban, die door een zeer stelselmatige, doch daardoor tijdrovende belegering, een vesting in een knellende wurggreep bracht.
Als bekroning van zijn carrière werd Coehoorn tegen het eind van de zeventiende eeuw tot ingenieur-generaal van Fortificatiën benoemd. In deze functie gaf hij leiding aan een enorm bouwprogramma voor de modernisering van de vestingen in de frontieren: de verdedigbare corridor langs de Staatse landgrenzen. Voorts deed hij voorstellen tot de aanleg van inundatielinies ter afsluiting van de frontieren in Noord-Brabant en aan de IJssel. Het defensieve concept, dat rustte op de linies langs de grenzen is tot ver in de negentiende eeuw gehandhaafd, toen het werd vervangen door het in de Vestingwet 1874 verankerde geconcentreerde vestingstelsel.
Coehoorns faam duurde nog lang na zijn overlijden voort, getuige verschillende geschriften die aan hem gewijd zijn of waarin hij met lof is vermeld. Ook zagen van zijn ´Nieuwe vestingbouw´ in de loop van de achttiende eeuw een aantal herdrukken en verschillende vertalingen het licht. In het begin van de twintigste eeuw leek zijn ster glans te verliezen.
Het optreden van de stichting die zijn naam draagt, heeft volgens de heer Van Hoof er mede toe bijgedragen dat de naam Coehoorn zijn vertrouwde klank bleef behouden. Diens betekenis voor ons land is te groot geweest om deze in de vergetelheid te laten verdwijnen. Het gebruik van dit herdenkingsjaar, zijn verdienste weer eens nadrukkelijk onder de aandacht te brengen, verdient navolging, aldus de heer Van Hoof, die hoopte dat zijn voordracht en het verschijnen van de biografie hieraan mede hebben bijgedragen.
De directeur van het Instituut voor Militaire Geschiedenis, drs. P.H. Kamphuis, die zich gelukkig prees, dat een aan een grote zoon van Friesland gewijde studie kon verschijnen in een periode van afslanking van de Koninklijke Landmacht, overhandigde vervolgens het eerste exemplaar van het boek Menno van Coehoorn (1641-1704), vestingbouwer – belegeraar – infanterist, aan de burgemeester van Gaasterlân – Sleat, mevrouw drs. T.C.M. de Roos – van Rooden.
De titel van het boek geeft aan – aldus burgemeester De Roos in haar dankwoord – dat het gaat over wat Coehoorn heeft gedaan en waardoor hij bekend is geworden. Doch daarnaast rijst de vraag, wat voor een mens hij was. Hij had geen gemakkelijk karakter. Hij duldde geen tegenspraak en standpunten van anderen liet hij van zich af glijden. Door zijn huwelijk met Magdalena van Scheltinga verwierf hij een stuk grond bij Wijckel, waarop hij een state liet bouwen. Coehoorn is daardoor verbonden met deze gemeente, waar hij zijn laatste rustplaats heeft gevonden.
De stijlvolle herdenking werd besloten met een informeel samenzijn, waarin de heer Westerhuis een toast uitbracht op het voortleven van de naam Coehoorn in de hoofden van vele Nederlanders, in een gerestaureerd praalgraf en in een vitale Stichting Menno van Coehoorn.
Auteur: H.J. van Welsen