Wetenswaardigheden

De Studiecommissie krijgt regelmatig vragen over vestingbouwkundige aangelegenheden. De antwoorden zijn vaak wetenswaardig. Een kleine selectie daaruit:

Systeem Philippien
Dit systeem is ontstaan tijdens de regering van de Franse koning Phippe II Auguste (1165-1223). Het systeem is de opvolger van de motte, die omgeven was met (houten) palissaden. Een uitvoerige beschrijving is te vinden in Wikipedia onder ‘Architecture Philippienne’.
Verondersteld wordt dat de fabricage van baksteen, die in Noord-Italië en Zuid-Frankrijk al geruime tijd plaats vond, vanaf het midden van de 12e eeuw in Denemarken, Noord-Duitsland en in het noorden van Nederland toepassing vond. Omstreeks 1200 gebeurde dit ook in Vlaanderen en Brabant.
Het fabricageproces zou hier geïntroduceerd zijn door kloosterlingen, die bouwmateriaal voor hun kloosters en kerken nodig hadden. Zij vonden in Noord-Nederland en Noord-Duitsland daartoe alleen de voor baksteen benodigde klei.
De introductie van de baksteen hier te lande door kloosterlingen zou ook verklaren, dat de eerste (grote) stenen kloostermoppen werden genoemd.
Bron: H. Janse, Bouwers en bouwen in het verleden; de bouwwereld tussen 1000 en 1650 (Zaltbommel, 1965) 55.

Fort aan het Pampus – koolspitslampen
Deze lampen hingen hier maar voor een doel; De droge gracht uitsluitend verlichten TIJDENS een vijandelijke nachtelijke actie waarbij de gracht moest worden verdedigd. Immers werd bij dit fort de gracht bestreken door uitsluitend mitrailleurs en geweren. Bij deze wapens is, in tegenstelling tot bij kartets-geschut, richten noodzakelijk om het beoogde effect te hebben, en verlichting is hierbij ‘s nachts onmisbaar.

Deze lampen branden uiterst fel, zodat de gehele gracht in fel licht baadde en de vijand bij het plots ontsteken van deze verlichting gedesoriënteerd raakte.
De verdediger kon hierbij elke uiterste uithoek van de gracht overzien en hier vuur op uitbrengen.

Constabel
Dit was een hogere onderofficier die belast was met de leiding van een aantal kanonniers en onderhoud van het geschut. Bovendien diende hij een goede kennis te bezitten van het geschut, het kruit en van elementaire meetkunde, alsook van de benodigde hulpmiddelen om gericht schieten mogelijk te maken.

Zutphen – watergangen
De watergangen buiten de Laarpoort in Zutphen zijn te verklaren vanuit het chronologische verloop van de vestingbouw ter plaatse. In 1701 zijn, naar een ontwerp van Menno van Coehoorn, de vier lunetten voor de Nieuwstadspoort aangelegd (soms ten onrechte ‘Linie van Coehoorn’ genoemd). De meest oostelijke lunet grensde direct aan de Berkel. Op de oostelijke oever van dit riviertje ontstond daardoor als het ware een gat tussen het verderop gelegen ravelijn voor de Laarpoort met ervoor liggend glacis en de lunet van Coehoorn op de andere oever. Om dit gat op te vullen heeft men hier het verloop van het glacis tussen de Berkel en het genoemde ravelijn naar buiten toe twee keer herhaald en voorzien van ertussen liggende grachten.

Schans in het Dierense Bos
Het is bij de Stichting Menno van Coehoorn bekend dat er enige jaren geleden een schans is ontdekt in het Dierense Bos tussen Dieren en Laag-Soeren.
Er is van de aanwezigheid ervan met een korte aantekening melding gemaakt in het atlasdeel ‘Overijssel en Gelderland’  (pagina 384), dat eind 2019 is verschenen en deel is van de Atlas van historische verdedigingswerken in Nederland, die door de stichting is uitgegeven.
De functie van de vijfhoekige schans is niet bekend. Voor zover bekend behoorde het terrein destijds tot het jachtgebied van de koning-stadhouder Willem III. Vermoedelijk was het een zogenoemde speel- of oefenschans, want een militaire functie in het kader van de verdediging van bijvoorbeeld de IJssel kan er niet aan worden toegekend. Ook niet in de tijd dat het gebied minder begroeid was met bomen.