In de strijd tegen de Spanjaarden was het strategisch belang van de vesting ‘s-Hertogenbosch voor Frederik Hendrik een belangrijk motief om te trachten de stad op hen te veroveren. De Spanjaarden beheersten namelijk met ‘s-Hertogenbosch een groot gedeelte van Noord-Brabant. Wanneer Frederik Hendrik er in zou slagen de stad te veroveren, openden zich perspectieven voor operaties naar Maastricht en Breda. Begin mei 1629 belegerde zijn strijdmacht, bestaande uit zo’n 24000 man voetvolk, 4000 ruiters en circa 116 stukken, geschut de vesting.
Primair moest Frederik Hendrik door het aanleggen van een circumvallatielinie zijn troepen veilig stellen tegen een onvermijdelijke poging tot ontzet. Daarna werd een contravallatielinie aangelegd. Voor de uitvoering van dit gigantische grondwerk werden enige duizenden boeren gerekruteerd uit Holland en de wijde omgeving. Om het waterpeil in het grote inundatiegebied rondom de stad te verlagen werd een molenpark met ca. 20 rosmolens ingericht. Toen de voorbereidingen voldoende waren gevorderd, viel men vanuit verschillende richtingen de stad aan. Frederik Hendrik leidde zelf de hoofdaanval, vanuit het zuiden. Na verovering van het op de naderingsweg gelegen fort Isabella (18 juli), konden op 14 augustus de Staatse troepen in de gracht voor bastion Vught beginnen met het opwerpen van twee dammen met galerijen. Op 11 september lukte het, via een van deze galerijen, door middel van een mijn een bres in de rechter face van het bastion te slaan. Omdat dit ook aan de andere zijde van de vesting dreigde te gebeuren, capituleerde op 14 september de Spaanse bezetter en kwam ‘s-Hertogenbosch in Staatse handen. Uit een recente kaart- en terreinstudie blijkt dat er – naast de verschillende forten van de Stelling van ‘s-Hertogenbosch – in het terrein nog overblijfselen zijn te vinden van de tijdelijke verdedigingswerken die door Frederik Hendrik tijdens het beleg zijn aangelegd.
Auteur: C.J. Limonard
bron: Saillant 2003-3